maandag 7 september 2009

Zondagmiddaggeluk: raamchipjes en appelsap

Mijn zoontje van vier wilde graag eens mee naar ‘de voetbal’. Sterker nog, al sinds half mei zat hij aan mijn kop te zeuren wanneer we nou eens gingen. Maar ja, het seizoen zat er net op, dus werd zijn geduld nogal op de proef gesteld. Afgelopen zondag was het dan zover en ik kreeg geen kans om het te vergeten. Al een week zat hij dagelijks voor te rekenen hoeveel daagjes slapen het nog was.

Zondagmiddag rond half drie klommen we de staantribune op bij de plaatselijke trots. Maar ai, daar stonden ineens toch wel heel veel onbekende mensen. Terwijl ik ‘de onzen’ flitsend uit de startblokken zag komen, zag mijn zoontje slechts mijn broekspijp, waar hij veiligheidshalve achter verscholen ging. Ik probeerde hem nog uit te leggen dat de onzen net een doelpunt hadden gemaakt, maar het enthousiasme werkte tot mijn teleurstelling niet aanstekelijk.

Om het ijs te breken toog ik halverwege de eerste helft maar eens richting het koffiepunt. De onzen bakten er ondertussen steeds minder van dus het kostte geen moeite de plek even te verlaten. Getooid met een zakje ‘raamchipjes’ keerden we weer terug op onze vaste plek.

In de rust was het tijd om er eens rustig bij te gaan zitten. Mijn zoontje realiseerde zich niet dat hij aan tafel zat bij een jaar of veertig hoofdklasse-ervaring, maar hij vond het allang best. Een voormalig clubtopscorer blééf hem namelijk maar cake voeren. Lekker.

Hij stelde voor om in de tweede helft maar eens op de stoeltjes te gaan zitten. ‘Dan kan ik het beter zien’, was de heldere argumentatie. Stom, dacht ik, die jongen zit al drie kwartier tegen de achterkant van de reclameborden aan te kijken. Geen wonder dat hij het niet kan volgen.

Terwijl we plaats namen op de tribune ontwikkelde ons humeur zich omgekeerd evenredig. Het spel maakte mij namelijk niet vrolijk. Iedereen kon zien dat de onzen dik moesten winnen, want de anderen konden er niks van. Maar die 2-0 wilde maar niet vallen. Wat mijn zoontje nou beter kon zien op de tribune was me niet duidelijk, maar om de wedstrijd ging het in ieder geval niet. ‘Papa, kijk in de raamchipjes zit ham en kaas, dat staat op het zakje.’ Ja, jongen. ‘Kijk papa, die meneer daar rookt een heel dikke sigaar.’ Ja. ‘Hee papa, dit chipje mist een stukje.’ Jahaa. ‘Papa, ik ga nu op een wit stoeltje zitten, hoor.’ Jahaaa. Mijn antwoorden werden alsmaar kribbiger. Ik zag het namelijk in mijn eigen parallelle universum helemaal misgaan met de onzen.

Toen de anderen plotseling uit het niets de gelijkmaker scoorden, was mijn zoontje ineens wél bij de pinken. ‘Ze hebben een doelpunt gemaakt!’, zei hij met een stralende blik. ‘Ja, maar de verkeerde club heeft gescoord’, antwoordde ik, inclusief wanhopige snik in de stem. De boodschap kwam niet over, want de smile van oor tot oor en de glinsterende ogen bleven. Ook na afloop, toen ik nog even een bitter biertje hapte en mijn zoontje heel sjiek zijn flesje appelsap leegschonk.

Met een volle buik, een brede glimlach en een chagrijnige vader aan de hand keerde mijn zoontje huiswaarts. Eenmaal thuis bij zijn moeder liep hij helemaal leeg. ‘Ik heb raamchipjes gehad, en van een meneer kreeg ik cake en ik kreeg appelsap en we hebben op de groene én de witte stoeltjes gezeten en ze maakten een doelpunt.’En vervolgens tegen mij: ‘Mag ik volgende keer weer mee, papa?’

‘Tuurlijk, jongen.’

Geen opmerkingen:

Een reactie posten